focus |
De focus ligt op het antwoord van het kind. Door ritme toe te voegen, blijven de kinderen geboeid om naar de laatste persoon te blijven luisteren.
|
materiaal |
De klas maakt gebruik van bodypercussie.
Voorbeelden: Op de grond: de leerlingen klappen tweemaal op hun billen. Aansluitend openen ze hun armen met hun handpalm naar de buitenkant. Aan de bank: de leerlingen tikken tweemaal met hun hand op de bank. Aansluitend openen ze hun armen met hun handpalm naar de buitenkant. |
aanpak |
De leerlingen zitten in een cirkel op de grond of zitten aan hun bank. De leerkracht start een ritme op in bodypercussie, de klas neemt deze over. Afhankelijk van de zitplaats wordt een andere klank geproduceerd (bv. handen klappen wanneer je op de grond zit, op de bank trommelen, ...).
De leerkracht stelt een vraag, passend in het ritme. De leerlingen reageren op hun beurt op de vraag, opnieuw passend in het ritme. |
differentiatie |
- Afhankelijk van de klasgroep en het aantal keren dat deze manier wordt uitgevoerd, kan de leerkracht gebruikmaken van moeilijkere lichaamsbewegingen.
- De leerkracht kan het tempo opdrijven of net vertragen. Door middel van het tempo wordt er beslist hoeveel tijd de leerlingen krijgen voor het reageren op de vraag. |